Egbertus van Cammen (slot)
Dit is de afsluiting van een serie over Egbertus van Cammen, predikant laatst in Gerkesklooster, als oprichter van het gesticht Hoogstraten, als grootvader van Hindrik Hindriks en Sara Hindriks in Zuurdijk en zijn afstamming.
Deze keer nog een aantal bijzonderheden, zonder uitputtend te zijn.
In 1757 kocht Egbertus samen met Sijmen Hendriks, koopman in Gerkesklooster en diens vrouw Grietje Jans de Friersemaheert in Lutjegast van Grietje Wassenaar, de echtgenote van Coenraad de Haas voor 2500 caroligulden. In 1769 voerde Egbert samen het Sijmen Hendriks en diens vrouw betreffende die boerderij een proces tegen de grietmannen van Westerdeel Langewold en tegen de heer W.T. van Middaghten en diens echtgenote over de benoeming van een grietman voor de halve grietenij en van een buurrechter voor het halve dorp Lutjegast. Door het proces zijn allerlei oude koopaktes en dergelijke in een Overijssels archief (Oldhagensdorp) terecht gekomen wat een schat aan informatie oplevert betreffende die boerderij welke in een akte ook nog Fritemaheert werd genoemd.
In 1745 werd in de “Boekzaal der geleerde waereld” aangekondigd dat dominee Egbertus van Camen het beroep naar Gerkesklooster had aangenomen. Die “Boekzaal ………..” was een maandelijks tijdschrift met allerlei religieuze en wereldlijke bijdragen, boekaankondigingen en kerk- en schoolnieuws.

Boekzaal der geleerde waereld februari 1745
Een paar maand later werd opnieuw in de “Boekzaal …….” beschreven dat Egbertus was bevestigd als predikant in Gerkesklooster.

Boekzaal der geleerde waereld juni 1745
Het testament van Egbertus bevat een aantal bijzondere bepalingen.
Behalve de onderhoudsclausule voor het gesticht Hoogstraten staat daarin ook aangegeven hoe alles precies verder geregeld moest worden. Twee-derde van de opbrengst van het gelegateerde aan het gesticht moest jaarlijks worden gebruikt voor het onderhoud van dat gesticht. Als daarbij geld overbleef dan moest dat saldo in vier gelijke delen worden verdeeld en elk van de vier (hoofd)bewoners van een kamer in het gesticht kreeg een vierde deel van dat saldo uitgereikt. Een derde van de opbrengst van het gelegateerde moest worden gebruikt voor kapitaalsvermeerdering. Mochten door omstandigheden de onderhoudskosten hoger zijn dan het twee-derde deel dan mocht in dat jaar ook het een-derde deel dat bestemd was voor kapitaalsvermeerdering worden gebruikt voor onderhoud.
Als de dienstmeid van Egbertus bij hem bleef wonen zolang hij leefde kreeg die huishoudster, Menke Wiebes, eenmalig vijftig caroliguldens uitgekeerd boven op haar salaris na het overlijden van Egbertus. Uit de lidmatenboeken van Gerkesklooster blijkt dat Menke op 4 september 1772 vertrok naar Leeuwarden, ze zal daar Egberts nieuwe woning op orde hebben gemaakt. Op 19 september 1777 kwam ze, na het overlijden van Egbertus, weer terug in Gerkesklooster. Bovendien mocht Menke na het overlijden van Egbertus een kamer betrekken in het gesticht. Ze mocht zelf kiezen welke kamer ze wilde. De bewoner van die kamer moest dan ontruimen en vertrekken. Als Menke niet in het gesticht wilde wonen dan mocht ze iemand anders in haar plaats aanwijzen.
Ook mocht Grietje Pieters, de vrouw van de timmerman Hendrik Okkers, elke keer als zij weduwe zou worden en zolang zij weduwe was meedelen in het overschot van het onderhoudssaldo van het gesticht. Dat overschot moest dan zolang in vijf delen worden verdeeld. Grietje Pieters kwam in 1757 uit Huizinge naar Gerkesklooster als dienstmeid van dominee Egbertus van Cammen. Ik vraag me overigens af of er hier niet een verschrijving in het testament is gemaakt. Grietje Pieters was getrouwd met Rindert Okkers. In 1772 werden ze nog vermeld als echtpaar. Maar wie weet, misschien was ze in 1776 al weduwe geweest en hertrouwd met Hendrik Okkers. Daarvan is overigens niets terug te vinden.
Egbertus “zorgde” dus ook na zijn dood nog voor zijn personeel.
Ook opvallend was dat Egbertus in zijn testament liet vastleggen dat hij niet wilde dat na zijn dood een levensbeschrijving in het maandblad “Boekzaal ….” werd gepubliceerd. Toen hij was overleden verscheen er overigens wel een artikel in dat blad, de inhoud was echter beknopt.

Boekzaal der geleerde waereld maart 1777
Tenslotte verbood Egbertus uitdrukkelijk dat er een officiële inventaris van zijn sterfhuis zou worden opgemaakt. Hij excuseerde zich in zijn testament daarvoor al bij voorbaat bij de gerechtsdienaars. Zijn boeken moesten worden verkocht.
Jammer, geen levensbeschrijving, geen inventaris. Dat maakt het wel heel moeilijk om veel van hem terug te vinden. Waarom die bescheidenheid? Of was er een andere reden? Je wordt nieuwsgierig, maar dit zal wel voor altijd onopgehelderd blijven. Een man met een toch niet geringe nalatenschap die verder een beetje in het mistige verleden oplost.
Update 02-11-2020: Egbertus kon dan wel bepalen dat er geen inventaris van zijn goederen mocht worden opgemaakt, maar daar heeft men zich niet aan gehouden. Er werd wel degelijk een inventaris gemaakt, dat uitgebreid inzicht verschaft in de goederen van Egbertus. Het gaat te ver om dat op deze pagina nog verder uit te werken, misschien volgt dat nog eens.
Egbertus werd begraven in de kerk van Gerkesklooster tussen zijn beide echtgenotes. Ook daarvan is niets bewaard gebleven of het zou moeten zijn dat ergens onder de vloer nog oude grafstenen in die kerk liggen die ooit weer eens opduiken.

Kerk Gerkesklooster in 1723 door Jacobus Stellingwerf
Egbertus van Cammen (2)
Dit is de derde aflevering in een serie over Egbertus van Cammen, de oprichter van Hoogstraten in Gerkesklooster. Deze keer werk ik zijn afkomst uit en die van zijn eerste vrouw.
Update: De inhoud van dit artikel is op 31-01-2017 ingrijpend gewijzigd naar aanleiding van nieuwe inzichten / bronnen.
Egbertus was predikant, laatst in Gerkesklooster en was volgens Romein (naamlijst predikanten) afkomstig uit Leeuwarden. Hij woonde in 1715 echter al in de stad Groningen. In eerste instantie heb ik daar dan ook gezocht naar een huwelijk. Helaas, dat was onvindbaar. Dan maar terug naar Leeuwarden. Daar was een grote, van oorsprong doopsgezinde, Van Kammen-familie woonachtig, het nageslacht van Gosse Oedses en Dirkje Stevens. Er bestaat een relatie met het Groningse. Een zoon, Oeds van Kammen woonde later in Nieuwe Pekela en was getrouwd met Geesje Sonius. Helaas, Egbertus was niet aan deze familie te koppelen. De achternaam van Kammen of van Cammen leidde in Friesland en Groningen niet tot een mogelijke afstamming. Ook de achternaam van Sara zijnde Wijland(t) of Wiland(t) gaf geen oplossing.
Pas nadat ik alleen maar op de voornamen Egbert en Sara zocht diende zich een mogelijke kandidaat aan. Op 22 juli 1714 ondertrouwden in Leeuwarden Egbert Cents uit Leeuwarden en Sara Isaacs uit Amsterdam. Ze kregen attestatie om in Amsterdam te trouwen. Egbert Cents was ten tijde van dat huwelijk glasmaker. Dus heb ik dit stel nader bekeken, wie weet …….
Egbert Cents is een zoon van Cent (ook Sent) Meinerts en Maaike Egberts, die in 1690 in Leeuwarden in de NG-kerk trouwden, na eerst voor het gerecht in ondertrouw te zijn gegaan. Helaas, een doopdatum van Egbert was niet te vinden. Wel weten we dat Egbertus van Cammen omstreeks 1692 was geboren.
Bij de ondertrouwinschrijving in Amsterdam staat vermeld dat Egbert Sents uit Leeuwarden, glazemaker, oud 23 jaar in de Tuijnstraat te Amsterdam, geassisteerd met zijn moeder Maijke Egberts in ondertrouw gaat met Sara Isacks van Amsterdam, oud 33 jaar, “op de Lijdsegracht, ouders doot, geassisteerd met haar halve suster Evertje Boom.”

ondertrouw Egbert Sents en Sara Izaaks
Sent Meinerts wordt in 1700 vermeld in een Leeuwarder hypotheekboek als man van Maaike Egberts. Maaike en haar zuster Janke Egberts, de weduwe van Dirk Hollander, in leven apotheker in Leeuwarden, maken dan een onderlinge scheiding. Ze zijn dochters en erfgenamen van wijlen Egbert Alberts. Sent Meinerts staat in de akte vermeld als meester wolkammer. Ook uit 1700 dateert een andere akte in dat hypotheekboek waarbij Buwe Andles, koemelker binnen Leeuwarden, 200 gulden te vorderen heeft van Sent Meinderts, meester wolkammer en Maijke Egberts echtelieden. Egbert Alberts was vleeshouwer en was in 1661 getrouwd met Janke Harmens, die in 1681 hertrouwde met de slachter Lieuwe Everts. De namen van de kinderen van Egbert Alberts en Janke Harmens waren Broer (ook vermeld als Bouwe), Sjoerd, Janke, Maaike en Trijntje Egberts. Toen in 1682 een autorisatieacte werd opgemaakt wordt Harmen Wilties als bestevader (grootvader) vermeld, hij was de vader van Janke Harmens. In een andere autorisatieakte uit 1684 werd Pieter Jeltes als oom van de kinderen vermeld. Van grootvader Harmen Wilties, die koopman was op het Vliet in Leeuwarden, werd de boedelinventaris opgemaakt op 19 december 1684.
Cent Meinerts (1665-?) is zeker een zoon van Meinert Cents en Grietje Sjoukes. In 1687 werd in Leeuwarden een autorisatieacte opgemaakt, ten behoeve van een te maken boedelscheiding tussen Baukje Meinerts 12 jaar oud, Sjouke Meinerts 20 jaar oud en Cent Meinerts 22 jaar oud en hun vader Meinert Cents wegens moederlijke goederen. Tot curator werd benoemd een volle oom van de kinderen, zijnde Edger Sjoukes, burger te Bolsward. Meinert Cents was in 1662 in Leeuwarden getrouwd met Grietje Sjoukes. In 1686 hertrouwde Meinert Cents in Leeuwarden met Jetske Tjeerds uit Grouw. Bij die inschrijving is vermeld dat Meinert Cents wolkammer was. Op 17 mei 1687 werd de boedelinventaris van Grietje Sjoukes opgemaakt. Meinert Cents wordt dan vermeld als koopman en uit de boedelinventaris blijkt dat er een winkelvoorraad kousen en wol aanwezig was. Van geen van de drie genoemde kinderen van Meinert en Grietje is een doopakte terug te vinden.
Meinert Cents is waarschijnlijk weer een zoon van Cent Juws, die in 1624 in Leeuwarden trouwde met Bauck Meinerts. Cent Juws was toen afkomstig uit Cornjum. Ook van dit echtpaar vinden we geen doopinschrijvingen terug. Baukje Meinerts hertrouwde in 1649 met Gerben Jelles uit Akkrum.
Zoals gezegd, nergens is een doopinschrijving te vinden. Wel zijn veel van de huwelijken voor het gerecht van Leeuwarden bevestigd. Iets wat we vaak zien bij doopsgezinde families. Daarvan zou hier dus wel eens sprake kunnen zijn.
Zo kom ik dan in de mannelijke lijn tot een verwantschapslijn van Cent Jouws via Meinert Cents, Cent Meinerts naar Egbert Cents. Vast staat dat voor het grootste deel, alleen de eerste generatie is onzeker. Stel dat Egbert Cents toch dezelfde is als Egbertus van Cammen dan kan diens achternaam verklaard worden uit het beroep wolkammer dat zowel vader als grootvader uitoefenden. Egbert Cents zelf was, zoals vermeld bij zijn huwelijk, glasmaker.
En Sara Wieland dan? Egbert Cents trouwde in 1714 met Sara Isaacs, die vermeld werd zonder achternaam. Sara kwam toen uit Amsterdam van de “Lijdsegracht”, was 33 jaar oud en dus geboren rond 1681. Haar ouders waren op dat moment al overleden en ze liet zich assisteren bij de ondertrouw door haar halfzuster Evertje Boom. Dit is de Evertje die op 13 december 1676 in Amsterdam werd gedoopt als dochter van Evert Jans en Klaartje Jans. Evert Jans en Klaartje Jans trouwden in 1672 in Amsterdam. Klaartje Jans hertrouwde in 1677 met Isaac Welant. Bij de doop van een andere dochter van Klaartje Jans, Aaltje, in 1675 wordt vader Evert Jans met de achternaam Boom vermeld. Als Evert Jans Boom werd hij op 25 mei 1676 op het Karthuizer kerkhof in Amsterdam begraven.

ondertrouwinschrijving Isaac Wielant en Claartje Jans
In Amsterdam liet Isaac Wielandt in 1683 in de NG-kerk een zoon Barent dopen, zijn vrouw was Klaartje Jans. Het heeft enige moeite gekost een doopakte van Sara te vinden omdat daarin de achternaam abusievelijk werd geïndexeerd als Vrijlant. Sara Isaacs Wieland werd gedoopt op 26 februari 1679 in de Westerkerk. Als moeder wordt Klaartje Jans vermeld en de doopgetuigen waren (grootmoeder) Sara IJsacks en (oom) Joannes Wilant.

doopinschrijving Sara Wijlant
Isaac Wijlant was sijgrijnwerker ofwel zijdegreinwerker. Zijn broer Johannes (gedoopt als Jan) was zijdegrofgreinwerker. De broers werkten dus in de textiel. Zijdegrein werd vooral gebruikt voor het maken van lint op hoeden en dergelijke. Isaac werd begraven op 23 april 1687 op het Karthuizer kerkhof. Daarbij werd hij ingeschreven als Isaac Barents Wielant. Bij zijn huwelijksaangifte met Klaartje Jans werd Isaac geassisteerd door zijn moeder Saartje Isaacs. Isaac Barents werd gedoopt op 3 september 1656 in Amsterdam als zoon van Barent Jans en Saartje Isaacs. Zijn ouders waren daar op 17 mei 1653 getrouwd. Vader Barent Jans was kistenmaker. Dit is waarschijnlijk dezelfde Barent Jans die in 1649 werd ingeschreven als poorter in Amsterdam. Daarbij wordt het beroep kistenmaker ook vermeld en hij was afkomstig uit Zutphen.
In 1685, 1686 en 1687 werden in Amsterdam drie kinderen van Isaac Wilant en Maijke (Marijke) Charnel (Senel, Cernels, Scherneel) gedoopt in de NG-kerk waaronder weer een Barent. De jongste van de drie werd Isaac genoemd naar zijn intussen overleden vader. Isaac en Maijke waren in 1684 getrouwd, waarbij vermeld werd dat Isaac weduwnaar was van Klaartje Jans. Maaikes vader was de uit Antwerpen afkomstige Poulus Cerné.
Daarmee is duidelijk wie de voorouders waren van het echtpaar Egbert Cents en Sara Isaacs Wijlant. Wat resteert is het leveren van het bewijs dat Egberts Cents dezelfde is als dominee Egbertus van Cammen. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit inderdaad het geval is. Die aanwijzingen vond ik in een contract uit het jaar 1755 dat genoteerd werd in het Nedergerechtsarchief van Achtkarspelen waarbij een zekere Eva Boom al haar goederen, behalve haar meubels en kleren die ze mag blijven gebruiken, afstond aan dominee Egbertus van Cammen te Gerkesklooster, waarvoor deze aannam haar te zullen onderhouden. Eva Boom was “met de woninge van Amsterdam gekomen in Gerkesklooster”. Tot haar dood zou Egbertus, of zijn erfgenamen, 120 caroliguldens per jaar betalen aan Eva, elk kwartaal 30 gulden. In het contract staan termen als “zoo lange als onse zuster Eva Boom leeft” en “als zuster Eva Boom verstorwen is”. Gelet op familierelatie als zuster kan dit volgens mij (red.) niemand anders zijn dan Evertje Boom, dochter van Evert Jans Boom en Klaartje Jans. Via hun gezamenlijke moeder Klaartje Jans is ze een halfzuster van Sara Isaacs Wijlant (Wieland).
Eindconclusie:
Dominee Egbertus van Cammen is dezelfde als Egbert Cents. De achternaam Van Cammen is ontleend aan het beroep wolkammer van zijn vader en grootvader.
Sara Isaacs, de vrouw van Egberts Cents is een dochter van Isaac Wieland (Welant) en Klaartje Jans uit Amsterdam en een kleindochter van Barent Jans en Sara Isaacs.
____________________
Er volgt nog een laatste aflevering in deze serie, “wordt verwacht” zeg ik dan maar.
Egbertus van Cammen
Egbertus was de oprichter van het gesticht Hoogstraten in Gerkesklooster. Een instelling “ad pius ubus” met vier aparte kamers in hetzelfde gebouw om de minder bedeelden te helpen. Hij was predikant.
Volgens Romein (naamlijst predikanten) was hij geboren te Leeuwarden, als kandidaat predikant in dienst getreden te Mariënweer in 1733, vervolgens werd hij in 1734 tweede predikant in Oldersum, in 1737 verkaste hij naar Mariënkoer. Egbertus was dus de eerste jaren van zijn bediening actief in Oost-Friesland. In 1745 werd Egbertus predikant in Gerkesklooster, waar hij intrede deed op 23 mei. Op 11 november 1770 ging hij met emeritaat en woonde daarna in Leeuwarden, waar hij op 15 januari 1777 overleed, oud bijna 85 jaren. Hij werd in Gerkesklooster begraven. Tot zover Romein.
Egbertus moet dus in Leeuwarden geboren zijn, zo rond het jaar 1692. Zijn voorouders en die van zijn eerste vrouw zal ik in een volgend blog uitwerken. In de studentenlijst van Franeker wordt hij voor zover ik kan bepalen niet vermeldt. Misschien heeft hij in Groningen gestudeerd, maar in de studentenlijst uit die stad kan ik hem ook niet vinden. De kans dat hij eerst een ander beroep heeft uitgeoefend is groot. Want hij woonde in 1715 in de stad Groningen in de Gelkinghestraat en liet in dat jaar in de Martinikerk een dochter Elisabeth dopen. In 1718 werd een andere dochter gedoopt, Maria genaamd. Zijn vrouw was Sara Wijlants (ook Sara Wilands). Hij werd pas kandidaat in 1733 en was toen al ruim 40 jaar oud. Dit is reden om te verwachten dat hij eerst een ander beroep uitoefende.
Zijn vrouw Sara overleed op 15 augustus 1753 in Gerkesklooster. Egbertus schreef zelf haar naam in het lidmatenboek als Sara Wieland. In 1755 hertrouwde Egbertus met Anje Simons uit Middelstum, de weduwe van Sent Tiddens. Anje overleed op 13 december 1765 in Gerkesklooster. Behalve de beide genoemde kinderen uit het eerste huwelijk zijn mij geen andere bekend. Daarvoor is onderzoek in Duitsland nodig.
Egbertus van Cammen overleed in 1777. Vervolgens werd zijn testament van kracht. Zoals reeds beschreven ging 1/3 e deel van de erfenis naar het gesticht Hoogstraten. Het andere 2/3 e deel minus 50 gulden ging naar Zuurdijk in Groningen.

Kerk Zuurdijk
In het archief van het Hof van Friesland vond ik een akte van 3 juni 1777 waarin sprake is van de universele erfgenamen van Egbertus zijnde Hendrik Hendriks de jonge, huisman te Zuurdijk en Sara Hendriks, de huisvrouw van Eje Roels, ook huisman te Zuurdijk. In de akte staat aangegeven dat Hendrik en Sara kleinkinderen waren van Egbertus van Cammen. Het betrof hier een verzoekschrift van Hendrik en Sara om uitvoering te geven aan bepalingen in het testament van Egbertus.
Sara Hindriks en Hindrik Hindriks de jonge zijn kinderen van Hindrik Hindriks de oude. Diens grafsteen is nog aanwezig in de kerk van Zuurdijk, vlak voor de preekstoel. Hindrik (de oude) overleed op 29 juni 1782 in Zuurdijk, hij was geboren in 1709. Naast zijn grafsteen ligt die van Hilje Eijes (1698-1773), zijn tweede vrouw, met wie hij al voor 1751 was getrouwd. Hilje was toen weduwe van Roelf Onnes en moeder van Onne (1735-1782) en Eije Roelfs. Nadat ook Hilje in 1773 was overleden hertrouwde Hindrik Hindriks (de oude) in 1776 met Martje Jans (?-v1797), eerst weduwe van Jan Taekes en daarna van Hendrik Jeltes (Zijlma), beiden in Houwerzijl. In haar huwelijk met Jan Taekes kreeg Martje een dochter Heiltje (1752-n1797), die naast anderen als getuige wordt vermeld in het huwelijkscontract van haar moeder. In haar tweede huwelijk met Hendrik Jeltes kreeg Martje drie kinderen, Jelte (1758-v1797), Jan (1761-1805) en Lijsbeth (1764-n1797).
Hindrik Hindriks de jonge (ca. 1740 -1808) woonde ook in Zuurdijk. Hij was getrouwd (1760) met Trijntje Jurjens (1739-1808). Hun beider grafstenen zijn ook nu nog aanwezig op het kerkhof van Zuurdijk. Op die grafsteen staat hij vermeld met de achternaam Van Ulms. Toen Hindrik overleed had hij maar één erfgenaam, zijn zuster Sara Hindriks, de vrouw van Eije Roelfs (bron: aangegeven lijken Wehe en Zuurdijk).
Eije Roelfs (1738-1790) was, zoals hiervoor vermeld, een zoon van Roelf Onnes en Hilje Eijes, de tweede vrouw van Hindrik Hindriks de oude. Een stiefzoon die met een dochter trouwde of andersom een zoon die met een stiefdochter trouwde. Lang hoefden die twee dus niet te zoeken om elkaar te vinden. Bijkomend voordeel was dat het individuele bezit kon “samenklonteren”.
Het is de vraag wie de moeder van Sara (en Hindrik) was. Dat was in elk geval een dochter van Egbertus van Cammen en Sara Wijlants. Hoewel ik daar geen rechtstreeks bewijs voor heb ga ik ervan uit, gelet op leeftijd en latere vernoemingen, dat dit de oudste dochter Elisabeth was, die in 1715 in Groningen werd gedoopt. Van Hindrik Hindriks (de oude) en Elisabeth van Cammen heb ik geen huwelijksakte kunnen vinden, ze zullen in Duitsland zijn getrouwd. In het boekje “Die onder dezen grafzerk ligt” vermeldt IJnte Botke dat Hindrik in 1746 als weduwnaar uit Oost-Friesland met de beide kinderen naar Zuurdijk kwam.
Toen Sara op 4 juni 1821 in Zuurdijk overleed werd de overlijdensakte opgemaakt. Daarin staat vermeld dat ze op 16 november 1738 in Marienkoer werd geboren. Dat was de plaats waar haar grootvader Egbertus op dat moment predikant was.

fragment overlijdensakte Sara Hindriks
Sara is in 1764 met Eije Roelfs getrouwd, het huwelijkscontract werd opgemaakt op 30 maart van dat jaar. Getuigen daarbij waren van de kant van de bruidegom Hilje Ejes (moeder), Onne Roelfs (broer), Eje Fridzes (Fridus) en diens vrouw Anje Harms (neef en aangetrouwde nicht) en van de kant van de bruid haar vader Hindrik Hindriks en haar broer Hindrik met diens vrouw Trijntje Jurjens. Tussen 1767 en 1777 werden in Zuurdijk zeven kinderen uit het huwelijk geboren, waaronder twee keer een Elisabeth (de tweede 1770-1837 x Jan Tymens 1769-1836). Verder twee keer een Hilje, een Roelf, een Hindrik en een Egbertus, genoemd naar zijn overgrootvader. Sara Hendriks werd naast haar man in de kerk van Zuurdijk begraven. De beide grafstenen liggen daar ook nu nog in het middenpad. Overigens, het grafschrift van Sara bevat een duidelijke fout. Volgens die steen was ze overleden op 4 juli 1820, wat in tegenspraak is met de overlijdensakte in de Burgerlijke stand (4 juni 1821).

fragment grafsteen Sara Hindriks
De zoon Roelf Eijes (1769-1809) trouwde met Everdina Oudeman. Zij kregen twee kinderen, Eije (1792-1826) en Kunna (1794-1825). Egbertus heeft het niet meer geweten, maar deze beide kinderen droegen zijn achternaam: van Kammen. Kunna van Kammen wordt de rijkste erfdochter van Zuurdijk genoemd. Ze was getrouwd met Henderikus (Warendorp) Torringa (1784-1847). Op haar grafsteen, ook in de kerk van Zuurdijk, staan drie kammen als wapen afgebeeld.

drie kammen als wapen op grafsteen van Kunna van Kammen
Zuurdijk, het wordt wel omschreven als één van de rijkste dorpen in Nederland in de 19e eeuw, wat te danken was aan de “dikke boeren”, zoals ze in Groningen zeggen. Al die namen die intussen gepasseerd zijn, Hindriks Hindriks (met of zonder van Ulms), Van Kammen, (Warendorp) Torringa, zij behoorden allemaal tot die rijke boeren in Zuurdijk.
Doordat een aantal erfgenamen jong, kinderloos en/of ongehuwd overleden kwam uiteindelijk het 2/3 deel van de erfenis van Egbertus van Cammen bij Roelf Eijes Torringa (1824-1885) terecht, de enige zoon van Kunna van Kammen. Niet alleen daardoor, maar ook door andere verervingen was deze Roelf zeer welvarend.
In de kerk van Zuurdijk liggen, zoals aangegeven, veel van de personen die in dit artikel worden genoemd begraven. Behalve de twee voor de preekstoel vindt je de grafstenen daar in het middenpad terug.

grafstenen in middenpad kerk Zuurdijk
Zuurdijk was ook het dorp waar in het begin van de 19e eeuw het bouwen van knechten- en arbeiderswoningen zoveel mogelijk werd tegengegaan, Henderikus (Warendorp) Torringa ging daarbij voorop. (Dagblad van het Noorden 30 aug. 2003 blz. 13). Bij eventuele armlastigheid zouden de arbeiders ten laste komen van de boeren, die het inkomen van de armvoogden moesten opbrengen.
Dat was ver na de levenstijd van Egbertus van Cammen. Zelf had hij minder moeite met arbeiders (bijv. zijn eigen personeel) en om iets voor de minder bedeelden te doen, wat onder anderen concreet werd gemaakt in het gesticht Hoogstraten. Zijn erfenis werd dus verdeeld tussen rijk en arm, je zou het bijna een financiële spagaat kunnen noemen.
In het bovengenoemde boekje van IJnte Botke staan overigens meer bijzonderheden over de Van Kammens en gerelateerde families in Zuurdijk.
Verder kan ik de geïnteresseerden verwijzen naar “Boer en heer” van dezelfde schrijver, naar de geschriften van Geuchien Zijlma en naar het verslag uit 1823 van de reis die Jacob van Lennep c.s. maakte, waarbij ook Zuurdijk werd bezocht. De familiearchieven Torringa, Zijlma, en De Cock bevatten veel bronmateriaal betreffende de “Van Kammen”-familie. Evenzo de gerechten van Hunsingo (huwelijkscontracten).
Slotopmerking:
Ik ging er jarenlang vanuit dat het bekend zou zijn in Zuurdijk dat deze van Kammen-familie haar achternaam had gekregen van dominee Egbertus. Dat blijkt toch niet het geval te zijn. Met dit artikel lijkt het me dat nu wel duidelijkheid is verkregen.
Op dit bericht komt nog een vervolg, en daarna nog een slotaflevering.
Recente reacties