Het leek me goed weer eens een rondje door de bossen van Appelscha te lopen. Wie weet, misschien spatten de herfstkleuren er wel vanaf. Direct al bij het begin van de wandeling kreeg ik een nostalgisch gevoel. Startpunt was de parkeerplaats tegenover de Bosberg, de plaats waar in mijn Lagere school-tijd de autobus vaak na een schoolreisje nog even werd geparkeerd zodat het laatste restje energie dat de schoolkinderen nog in zich hadden op die dag er in de zandvlakte kon worden uitgeperst en het spul moe maar zeer voldaan huiswaarts kon keren. Na een ijsje bij de kiosk op het parkeerterrein was het dan weer instappen geblazen en afreizen naar huis. Nou, die krachten verslindende zandvlakte is er tig jaren later nog steeds.

zandvlakte Appelscha Bosberg
Ik was te vroeg voor rijkelijke herfstkleuren, het grote vergelen was nog niet echt begonnen. Wel was hier en daar een begin zichtbaar.

herfstkleuren
Een klein paddestoeltje met een plooirokje aan stond mooi te wezen langs het wandelpad.

zwammetje op boomstam
Echt kleurrijk werd het bij een Kleverig koraalzwammetje.

Kleverig koraalzwammetje
Van dichtbij kun je goed zien waarom het kleverig in de naam zit.

Kleverig koraalzwammetje
De wandeltocht eindigde zo ongeveer bij Oud Duinenzathe. Dat “oud” zat vroeger niet in de naam maar is toegevoegd nadat er een nieuw Verkeers- en Attractiepark in Appelscha op een andere locatie is gebouwd. De oude locatie aan de Boerestreek bestaat nog steeds en was getooid in herfstkleuren. Eigenlijk is het winter voor deze oude locatie, er is brand geweest en op de foto is nog net de slopershamer zichtbaar. Nog één keer kon ik Duinenzathe met volle herfsttooi vastleggen, de laatste keer, straks is alles “gone”.

Oud Duinenzathe
Zo begon deze wandeling met een stuk nostalgie en zo eindigde deze ook weer. Ik heb deze foto daarom maar een nostalgisch gouden randje gegeven.
17 oktober 2020 | Categorieën: Landschap, Natuur, Natuurfotografie, Overig, Paddenstoelen | Tags: Appelscha, Boerestreek, Bosberg, Duinenzathe, geertsines, Herfstkleuren, ijsje, kiosk, Kleverig koraalzwammetje, nostalgie, Oud Duinenzathe, paddestoel met plooirok, schoolreisje, sloop, zandvlakte | Reacties uitgeschakeld voor Rondje Appelscha
Al eerder schreef ik over de vondeling Jozef van de Heide uit Appelscha. In dit dorp woonde tegelijkertijd nog een tweede vondeling, namelijk Adam Vondeling.
Op 24 augustus 1818, ’s avonds om negen uur liepen Kornelis Hoekstra, Jannes Roosema, Lammert Posthuma en Antje Jans, arbeiders en arbeidster, allemaal wonend in Wijnjeterp, door het veld. Daar vonden ze een pasgeboren jongetje, zo ongeveer vier uur oud, in een aardappelveld van Hendrik Klazenga in Wijnjeterp, tussen het aardappelloof. Kleertjes of doeken waren niet aanwezig, niets waaruit zou kunnen worden opgemaakt bij wie dat kind hoorde. Een te vondeling gelegd kind. Dat zal grote opschudding hebben gegeven in Wijnjeterp.
De volgende dag ging Kornelis Hoekstra naar Beetsterzwaag waar het één en ander moest worden geregeld met de instanties. Het kind werd door de ambtenaar van de Burgerlijke stand ingeschreven en van ambtswege werd het kind Adam Vondeling genoemd.

Geboorteacte Adam Vondeling
Tevens werd ambtelijk bepaald dat het kind moest worden ondergebracht bij de buiten(armen)voogd van Wijnjeterp Anne Meestringa. Meestringa en de zijnen moesten zorgen dat het kind onderdak kreeg. Dat lukte uiteindelijk bij Hendrik Annes Zwart en diens echtgenote Hendrikje Hendriks Leffering. In dat gezin is Adam opgegroeid en min of meer in de familie opgenomen.
In 1845 trouwde hij met de 18-jarige Martje Reinders. Ze kregen acht kinderen. Uit de vernoeming van die kinderen blijkt dat Adam het goed kon vinden met zijn pleegfamilie. Om beurten werd er een kind vernoemd naar moeders kant en dan naar de kant van de pleegfamilie. Dat leidde er zelfs toe dat Adam en Martje twee keer een zoon Klaas kregen, de eerste werd vernoemd naar de vader van Martje Reinders en de tweede naar een (pleeg)”broer” van Adam. Alle kinderen bleven in Friesland wonen, behalve de tweede zoon Klaas die in Avereest woonde, waar hij hoofd der school was.
Adam werd zelf ook veenbaas, net als zijn pleegvader Hendrik Zwart. We mogen wel aannemen dat zijn echte moeder straatarm is geweest, zodat hij, als hij niet te vondeling was gelegd, hooguit voor arbeider in de wieg zou zijn gelegd. De opvoeding door zijn pleegouders heeft hem uiteindelijk dan ook geen windeieren gelegd, hij kwam hoger op de maatschappelijke ladder terecht. Zijn achterkleinzoon Anne Vondeling (1916-1999) werd zelfs minister. Deze Anne Vondeling kreeg zijn voornaam van Anne Hendriks uit Hemrik die zich in maart 1812 liet voorzien van de achternaam Swart, wat later is veranderd in Zwart.

Grafsteen Adam Vondeling
Adam wordt diverse malen vermeld in de Notariële archieven als koper en verkoper. Eén keer ook samen met die andere vondeling Jozef van de Heide. In 1861 stond hij in hoger beroep voor de rechter omdat hij had geweigerd de functie van algemeen armvoogd te vervullen. Hij werd ontslagen van alle rechtsvervolging wegens verjaring. Misschien kwam die benoeming te “dichtbij” of had Adam slechte ervaringen. Wie dat precies wil weten moet naar Tresoar in Leeuwarden om het dossier te bekijken.
Adam Vondeling overleed in 1893 in Appelscha en werd begraven op de begraafplaats aan de Oosterse Es in Appelscha.
bronnen: Registers van de Burgerlijke stand en het Bevolkingsregister van Opsterland en de Rolboeken, de laatste via de website van Treoar.
2 januari 2011 | Categorieën: Personen, Streekgeschiedenis | Tags: Adam Vondeling, Appelscha, vondeling, Wijnjeterp | 3 reacties
In een tweetal voorgaande logjes (hier en hier) heb ik iets geschreven over de Vondel / Tienstra / Visser – en de Salmasius-familie. Een familie die met beide benen in de turf stond. Ze moesten hun werk onder slechte omstandigheden uitvoeren. Bovendien werd de vraag naar turf kleiner door de opkomst van de steenkool als brandstof. Het gevolg was werkloosheid en nog grotere armoede. Hier en daar braken stakingen uit. Ook de vrouwen deden mee.

Leeuwarder Courant 17 mei 1890
In de Nederlandse kranten verschenen in het eind van de 19e eeuw artikelen over sociale misstanden in het veen. Dat deed de regering er in 1890 toe besluiten een staatscommissie in te stellen die ter plekke de toestand moest onderzoeken. Dat gebeurde onder anderen in 1891, toen de commissie zitting hield in Heerenveen. Er werden mensen uit alle lagen van de bevolking gehoord over die sociale misstanden. Bij de antwoorden gaat je soms “de griize oer de grouwe” (rijzen je de haren ten berge). De gestelde vragen werden later genummerd. Over de enquête zijn al heel wat boeken geschreven. Dat ga ik hier niet herhalen. Maar het leek me passend om de Vondel-logjes af te sluiten met het verhoor van Janke Hendriks Binnema (1826-1911), de vrouw van Joost Annes van Vondel junior. De familie was intussen in Appelscha terecht gekomen. Ik heb de taal hier en daar wat gemoderniseerd.
Verhoor van Janke Hendriks Binnema weduwe van Joost van Vondel, oud 64 jaar, arbeidster te Appelscha. Men was al bij vraag nr. 4634
Vraag 4634 (voorzitter):
Bent U de voorzitster van de vrouwenvereniging “Vooruit” in Appelscha?
Antwoord:
Nee, ik ben de secretaresse.
Vraag 4635:
Bent U de opsteller van het stuk dat wij van de vereniging hebben ontvangen?
Antwoord:
Nee, dat heeft mijn zoon gedaan. De inhoud is de waarheid.
Vraag 4636:
Heeft U het gelezen en bent U het ermee eens?
Antwoord:
Ja.
Vraag 4637:
Werkt U nu nog in het veen?
Antwoord:
Nee, dat kan ik niet meer.
Vraag 4638:
Tot welke leeftijd hebt U dat gedaan?
Antwoord:
Tot mijn 60e jaar.
Vraag 4639:
Wat voor soort werk deed U?
Antwoord:
Het opmaken van natte turf, het op ringen zetten en in bulten brengen van die turf.
Vraag 4640:
Heeft U vroeger ook meegewerkt met het postgraven?
Antwoord:
Nee, ik heb alleen natte turf gekruid bij het gewoon graven.
Vraag 3641:
Hoeveel verdiende men met het kruien van natte turf?
Antwoord:
Niet alle vrouwen kunnen dat doen, ze moeten sterk zijn en verdienen dan ongeveer 1 gulden per dag.
Vraag 3642:
Hoeveel werd er verdiend met het droogmaken?
Antwoord:
Dat verschilt. Wij maken in een heel jaar 20 dagwerken en krijgen 2 gulden per dagwerk; dat is nu echter verhoogd naar 2,50 gulden. De meeste vrouwen hebben kinderen en moeten dan een meid nemen om thuis te zijn. Als de vrouwen geen turf opleggen dan kunnen ze geen huis krijgen. Die meid verdient dan 10 of 12 stuivers plus de kost, dan blijft er bijna niets over. Het is moeilijk om voor 1 gulden de kost te geven. En dit duurt 20 weken. Wat houdt zo’n vrouw dan zelf nog over van het werken in de turf. Ze moet een meid hebben om op de kinderen te passen. Ik zou het beter vinden als de getrouwde vrouwen thuis bleven. Waar is de plaats van de vrouw? Thuis. Dan krijgen de kinderen een betere opvoeding en beter onderwijs. Soms verbrand er een kind, soms verdrinkt een ander kind. Dat kan worden voorkomen.
Vraag 3643:
Weet U nog wanneer dat laatste ongeluk was en hoe het kind heette?
Antwoord:
Het was een kind van IJbele Bos dat is verbrand en vorig jaar is een kind van IJbele Bruinsma verdronken. Ik meen te weten dat er nog meer waren.
Vraag 3644 (Reeling Brouwer):
Als de vrouwen niet in het veen werken kunnen ze dan geen woning krijgen?
Antwoord:
Dat gaat moeilijk.
Vraag 3645:
Moeten zij, ook al verdienen ze niet veel, toch in het veen werken om een woning te krijgen?
Antwoord:
Ja, en de huren zijn ook nog eens verhoogd. Woningen van 20 gulden zijn bijna niet meer te krijgen, zodat men nu 24 of 25 gulden moet betalen. Daardoor is er veel ellende bij ons.
Vraag 3646 (voorzitter):
Als U een woning van een veenbaas krijgt moet U daarvoor dan huur betalen?
Antwoord:
Ja.
Vraag 3647:
Hoeveel dan wel?
Antwoord:
Wij hebben zelf een verbliefke. De meeste mensen kunnen hun huur niet verdienen, de toestand wordt alsmaar slechter. De bakker heeft brood geleverd op goed vertrouwen, maar de mensen die de rekening van vorig jaar nog niet hebben betaald kunnen nu geen brood meer krijgen en het brood wordt duurder. Ik heb een bakker gesproken, die vertelde dat hij als hij bij de kachel bleef zitten meer kon verdienen dan met bakken. De oude mensen zitten nu in grote ellende.
Vraag 3648:
Bij het droogmaken van de turf wordt nu tien stuivers meer betaald dan een jaar geleden. Wat is de reden daarvoor?
Antwoord:
Dat komt door de werkstaking.
Vraag 3649:
Vonden de arbeidsters het loon te laag en hebben ze daarom gestaakt?
Antwoord:
Ik zal mijnheer dat wel eens vertellen. Vorig jaar ging het wat beter en toen wilden ze een kwartje meer salaris per 40 stok. De leden van de Volkspartij vergaderden zonder de bazen, die niet wilden komen. Daaruit is de werkstaking voortgekomen.
Vraag 3650:
Hoe lang heeft die werkstaking geduurd?
Antwoord:
Drie weken.
Vraag 3651:
Kon men in die tijd van het jaar ander werk doen in het veld?
Antwoord:
De werkstaking brak uit op 13 mei. Mijn zoon moest op dat moment naar Den Haag om in militaire dienst te gaan.
Vraag 3652:
Is er vorig jaar meer loon gegeven?
Antwoord:
Nee, de bazen lieten zich niet dwingen en de arbeiders zijn toen uit ellende weer begonnen.
Vraag 3653 (Van Alphen):
Hebben de bazen er in de herfst niet een fooitje bij gedaan?
Antwoord:
Sommigen wel, sommigen niet. De toestand wordt elk jaar moeilijker. Ik weet niet hoe het verder zal gaan met de mensen als de werkloosheid nog verder toeneemt.
Vraag 3654 (voorzitter):
Kunt men in Uw omgeving gemakkelijk een dokter krijgen bij ziekte?
Antwoord:
Dat gaat heel gebrekkig. Mijn stiefvader van 86 die naast me woont, krijgt elke week slechts één keer de dokter uit Oosterwolde op bezoek. Een andere vrouw bij ons in de buurt had herhaaldelijk verzocht dat er een dokter zou komen. Die dokter kwam niet maar stuurde tot zeven keer toe een drankje zonder de patiënt gezien te hebben. Uiteindelijk is hij door de armvoogden er toe gedwongen om een bezoek te brengen. Hij deed toen heel knorrig. Die vrouw durfde hem niet weer te vragen en is elders hulp gaan zoeken. Mijn stiefvader woont met een meid. De meid is 86, hij is 87 jaar oud. Nu krijgt deze meid slechts 75 cent bijstand omdat de man nog een klein huisje heeft. Daarvoor heeft hij echter een lening. Als het huisje verkocht wordt is het waardeloos, hij kan niet eens de rente betalen. Dat huisje is een prul, het is niets waard.
getekend: J.H. Binnema
J.D. Veegens, voorzitter
Van Alphen
N. Reeling Brouwer
O.Q. van Swinderen
P. van Nispen adj.-secretaris
Of het allemaal voor veel verbetering heeft gezorgd? Misschien kan ik dat het beste laten zien met twee krantenartikelen, uit 1894 en 1898:

Nieuws van den dag 5 april 1894
Misschien wel iets.

Utrechts Nieuwsblad 7 april 1898
Postgraven bleef gelijk, gewoon graven ging van 8 naar 10 gulden per dagwerk van 12.800 turven. Nachtwerk was niet meer toegestaan.
De vervening was een aflopende zaak. Misschien ook maar goed gelet op de sociale toestanden. Bij mijn eigen familie heeft dat tekort aan werk er voor gezorgd dat velen naar de Verenigde Staten emigreerden.
19 december 2010 | Categorieën: Personen, Streekgeschiedenis, Vroeger en nu | Tags: Appelscha, Janke Binnema, Joost van Vondel, sociale misstanden, veenderij, Veenderijenquête | 2 reacties
Recente reacties