Klein, maar mooi gekleurd fijn.
Vandaag een verzameling mooi gekleurde insecten die ik in de afgelopen week voor de lens kreeg. De eerste is een microvlinder, de Geisha (Olethreutes arcuella) met z’n opvallend kleurenpakket.

Het is dan ook niet verwonderlijk waarom deze z’n Nederlandse naam heeft gekregen met zo’n jurkje aan. Een mooi getekend vlindertje, dat is het. Aan het eikenblad waarop dit vlindertje zit op de foto hierboven kun je zien hoe klein hij is. Je ziet hem dan ook gauw over het hoofd. Deze soort behoort tot de bladrollers en hieronder kun je zien dat het lijkt alsof hij zebrasokjes aan heeft.

Nog zo’n mooi gekleurd insect was de volgende. Het is een gaasvlieg, één van de vele soorten. Ook hier is het duidelijk waarom hij deze naam heeft gekregen gelet op de gaasstructuur van de vleugels.

Deze soort heeft een bijnaam, namelijk Goudoogje. Dat “goud” zit ook al in z’n wetenschappelijk naam. Dat oogje ben ik maar eens van dichtbij gaan bekijken en inderdaad, het is goudkleurig. Dit is waarschijnlijk de Groene Gaasvlieg (Chrysoperla carnea)

Toen werd het mooi, ik kreeg een prachtkever voor de lens. Met zo’n naam verwacht je een insect dat eruit springt qua kleuren. De meeste soorten van deze familie doen dat ook, maar zijn in Nederland lang niet allemaal aanwezig.

Wij moeten het vooral doen met deze, de Agrilus cyanescens, veel minder opvallend, maar toch ook de moeite van het bekijken waard. Aan de grootte van het eikenblad waarop dit insect zit kun je zien dat hij echt piepklein is. Je zou kunnen denken dat het een Eikenprachtkever is omdat hij op een eikenblad zat, maar die is een stuk groter en heeft witte stippen en vlekken op z’n dekschilden. Dit is slechts een kleintje. Dat geldt dus voor de meeste insecten die ik vandaag laat zien, klein, maar mooi gekleurd fijn.
Rozen….. zonder roos
Zo ongeveer alles in de natuur heeft wel een naam. Heel lang geleden is men al begonnen daar een soort standaard van te maken. Dat werd dus Latijn, een overal gebruikte taal, maar alleen begrijpelijk voor de upper class en niet voor Jan met de pet. Die gebruikt meer eigen namen en zo hebben de meeste dieren en planten in de natuur dan ook een plaatselijk bekende naam. Vandaag twee insecten met rozen….. in hun naam. Ik vond ze in een klein stukje bosrand. De eerste was een Rozenkever, Phyllopertha horticola in het latijn. Net als de veel grotere Meikever behoort de Rozenkever tot de familie van de bladsprietkevers. Ook de larven hebben dezelfde naam, engerling, bekend en berucht omdat ze graswortels kapot kunnen vreten. Het imago, de volwassen kever, voedt zich met bladeren en bloemen, waaronder ook rozen. Dat heeft misschien tot de plaatselijke naam geleid.

De kever is sterk behaard, zoals te zien op de foto hieronder. Een andere plaatselijke naam voor de kever is Johanneskever. Dat heeft waarschijnlijk een relatie met St. Jansdag, 24 juni, een periode waarin deze kever rijkelijk aanwezig kan zijn. Nog een andere naam is de Tuinkever. Tja …., je kunt hem in bijna elke tuin vinden.

Daar vlakbij vond ik nog een ander insect. Deze oogde in eerste instantie van boven af gezien helemaal zwart, maar de doorschijnende vleugels liet een geel lijf zien. Het insect was zo vriendelijk om te blijven zitten zodat ik hem ook nog van opzij kon vastleggen. Dan wordt het gele lijf goed zichtbaar.

Ik kende de soort niet, maar thuisgekomen kon ik het opzoeken en het bleek ook Rozen…. in de naam te hebben, namelijk de Rozenbladwesp, in het latijn Arge pagana. Dat was nou niet de eerste naam die mij te binnen zou schieten, bij een wesp denk ik al gauw aan een andere tekening. Maar bladwespen kunnen allerlei gedaantes hebben. Een tweede exemplaar zat op een nog geschiktere hoogte om een foto te kunnen maken.

Deze bladwesp is berucht bij rozenbezitters omdat hij gaatjes in rozen boort en daar de eieren in legt. Zodra de eieren uitkomen beginnen de larven van de roos te eten. De naam Rozenbladwesp is daarom wel begrijpelijk. Zo trof ik dan twee insectensoorten allebei met Rozen…. in hun naam, maar in de verste verte was geen enkele roos te bekennen. Ze waren dus verdwaald of ze gebruiken ook andere planten om zich voort te planten.

En om nu helemaal zonder een roos te eindigen dat wilde ik ook weer niet. Dus ging ik op zoek naar een Klaproos. Die was daar ook niet te vinden. Kilometers verder vond ik er een aantal. Ik houd het bij Klaproos, er zijn diverse soorten van. Het enige wat ik kan zeggen is dat ze bij de papaverfamilie behoren.
Ook nieuw
Het weer was goed in de afgelopen week op een klein regenbuitje na. Dus ging ik weer op fotojacht naar nieuwelingen in de natuur. De zoektocht leidde eerst tot de “vangst” van een Vuurjuffer, rood met zwarte poten en dat in het begin van het vliegseizoen, altijd of de eerste of één van de eerst vliegende soorten juffers in het voorjaar.

Stilletjes had ik de hoop nog ergens een libel te kunnen “verschalken”. Eerst leek dat er niet op, er vlogen wel een aantal rond, maar die hadden geen poseren in de zin, ze waren duidelijk op jacht. Ik had de hoop al opgegeven, toen er hoog in een struik toch nog een Smaragdlibel hing. Normaal zou ik hem daar niet hebben gezien, maar z’n vleugels glinsterden dermate in de zon dat hij ineens, toen het licht uit de goede hoek kwam, wel opviel. Hoog in de struik, dat werd fotograferen met de camera boven het hoofd en dan maar een foto maken op de gok. Ik heb wel 50 foto’s gemaakt en slechts een paar hadden een redelijk resultaat.

Zij die dit weblog al langer volgen weten dat ik het liefst de libellen zodanig vastleg dat de facetogen herkenbaar zijn. Dat zat er deze keer met die gok-fotografie niet in, ik was al blij dat de libel redelijk op de foto stond. Maar ik kreeg een onverwachte tweede kans, niet met een libel, maar met denkelijk een Grote dansvlieg.

Hij is een stuk stuk kleiner dan zo’n libel, maar bij deze lukte het wel de facetogen vast te leggen.

Tenslotte nog een andere “nieuweling” in het veld, een Salomonszegel. Een plant van de schaduw of halfschaduw op bosgrond. Heel vaak zie ik hem niet. Opvallend vind ik altijd die “rijtjes” bloemetjes die aan de steel hangen.

De plant bevat gif, dus je moet niet van de blauwe bessen eten die er in de herfst aan groeien op de plaats van de bloemetjes. Vogels eten die bessen overigens wel en poepen de zaden weer uit, met dus daar alvast een laagje mest omheen, zodat ze een goed begin hebben na het uitzaaien.

Dus toch weer een aantal nieuwelingen, het wordt momenteel met de dag mooier in de natuur.
Recente reacties