Haarpoeder
Vandaag is het 1 april, een dag om een grap uit te halen, iets bijzonders te doen. Maar ook een dag met betekenis voor veel belastingbetalers. Vandaag van mijn kant geen grap, wel iets eigenaardigs. ‘k Ben overigens na plaatselijke berichten betreffende een ongeval en de gevolgen daarvan ook niet zo in de stemming voor een grap.
In 1869 verscheen een artikel in “De Oude Tijd” waarin nieuwe en oude belastingmaatregelen werden besproken:
Voor ons, mannen, staat een gruwelijke belasting voor de deur: De belasting op de tabak. Wat zullen wij er tegen in brengen? Eten is noodig, maar rooken is weelde – die de belasting niet wil betalen, hij rooke niet. Onredelijk is deze belasting dus niet.
Maar, waarom nu alleen het sterke geslacht belast? Omdat dat meer dragen kan dan het zwakke? Maar dan wil ik verder gaan en onze dames ook bevrijden van de last van nekhaarbundels of chignons (=knotjes), nog grooter weelde en onnut dan ons rooken, dat toch, moet men bekennen, een groot genot is. Ja, wat meer zegt, die buidel is een kwaadstichter, hij ontrooft ons het vertrouwen op onze vrouwen. Of denkt er ooit eenig man aan, dat die overvloed van haar echt kan zijn? De vrouw dus, die van de natuur rijk met haar gezegend is, wordt toch niet meer geloofd en alles als valsch over één kam geschoren. In allen ernst dus zou ik aan onze Tweede kamer in bedenking geven, de belasting op de chignons ter sprake te brengen.
Gekscherend zegt de schrijver dus dat er behalve de belasting op tabak ook maar een belasting op “haarextensies, knotjes” moet worden ingevoerd.
Daarna volgt in het artikel de mededeling dat een dergelijke belasting wel ooit bestaan heeft. Per 1 januari 1806 werd een landelijke belasting ingevoerd op het gebruiken van haarpoeder en pruiken etc. Voor het gebruiken van haarpoeder moest bij de lokale overheid een vergunning (patent) worden aangevraagd op gezegeld papier, kosten vijf gulden. Daar kwamen nog lokale belasting en leges bij. De gebruiker van het haarpoeder moest bij controle dat gezegelde papier laten zien. Het was vooral een belasting op luxe goederen. Eerder, in 1796, was het gebruik van haarpoeder verboden, de Bataven hadden het niet zo op de aristocraten. Maar de Fransen hadden geld nodig om oorlog te kunnen voeren zodat men vanaf 1806 tegen betaling, dat dan wel, het poeder weer mocht gebruiken.
Haarpoeder werd vooral gebruikt om pruiken te bestuiven. Het waren vooral de hoogwaardigheidsbekleders die pruiken droegen. Deze belasting trof dus in hoofdzaak de aristocraten. Elk jaar moest een nieuw patent worden gehaald. Bijvoorbeeld ook Jonker van Eijsinga in 1807, hieronder een detail van zijn patent.

patent voor haarpoeder (fagment)
Voor een volledige afbeelding klik hier.
Deze belasting op het haarpoeder werd overigens bij Napoleons Keizerlijk decreet van 20 oktober 1811 per 1 januari 1812 weer afgeschaft. Op die datum vervielen alle Nederlandse belastingen en werden ze vervangen door de Franse.
De belasting op haarpoeder, je zou denken dat het een 1-april-grap was. Deze belasting werd echter ooit werkelijk geheven. Een overheid in geldnood, waar dat wel niet toe kan leiden ……
Recente reacties