Voerlieden uit Dantumadeel
We schrijven het jaar 1593, midden in de Tachtigjarige oorlog. In die periode was Groningerland het belangrijkste strijdtoneel. De stad Groningen was een belangrijk doel van Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau. De Spaanse tegenstander, Verdugo, stuurde daarop een klein deel van zijn troepen naar de Friese Wouden, met als gevolg plundering, brandstichting en dergelijke. Verdugo wilde de van oorsprong Friese stadhouder op twee fronten laten strijden. De Friese Staten smeekten de stadhouder om de rooftochten te doen ophouden. Willem Lodewijk probeerde het tij te keren onder anderen door het aanleggen van schansen. De schansen van Breeberg (tussen Duurswoude en Donkerbroek), Een (Zwartendijksterschans) en die van Frieschepalen werden in dat jaar opgeworpen. In het Koninklijk huisarchief is een brief d.d. 6 mei 1593, geschreven te Trimunt, van Willem Lodewijk terug te vinden waarin hij aangeeft de voorgaande dag (5 mei 1693) een versterking te hebben gemaakt bij de Friesche Palen. Hij was daar op diezelfde dag aangekomen. Een schans optrekken in één dag, dat kan bijna niets anders dan een molshoop zijn geweest, zo zou je denken. S.J. van der Molen twijfelt er in het boek “Opsterlân” ook aan of dat wel zo snel zijn beslag kon krijgen.
Ik ga ervan uit dat op die 5 mei 1593 het bevel is gegeven en dat men daarna aan de slag is gegaan met het opwerpen van Frieschepaalster schans. Ondersteunend daarvoor is een acte in het resolutieboek van Dantumadeel gedateerd 19 mei 1593 waarin de volmachten van die gemeente grietman Tadema machtigen om op kosten van de grietenij vijftien wagens, voorzien van paarden en voerlieden, naar het Trimunt te sturen. Het besluit werd genomen naar aanleiding van een “missive” (schriftelijke order) van de Staten van Friesland. Hoewel het nergens met zoveel woorden in de betreffende acte staat aangegeven neem ik aan dat deze voerlieden met hun paarden en wagens zand moesten gaan vervoeren. Zand waarmee de schans bij Trimunt, bij Friesche palen, kon worden gebouwd.

schans Frieschepalen 1664
De schans lag zo ongeveer op de grens van Groningen en Friesland. In 1724 speelde hij nog een rol toen bij de grensscheiding tussen Friesland en Groningen de grens onder anderen werd getrokken tussen het noordwester en het zuidooster bastion van deze schans.
Een belangrijke rol in de Tachtigjarige oorlog heeft de schans bij Frieschepalen niet gespeeld. Van een militaire bezetting is niets terug te vinden. Nadat de schans klaar was kwam graaf Philips van Nassau op enig moment langs om de situatie ter plekke te verkennen. De schans was “bevolkt” met huislieden, geen militairen. Die huislieden waren er vandoor gegaan toen de vijand naderde. De Spaansen hadden daarop hun intrek in de schans genomen. Graaf Philips en de zijnen zagen dat er een Spaanse ruiter van zijn paard tuimelde bij schans, waarna vanuit die schans op de ruiter werd geschoten. Het bleek een valstrik te zijn om Philips te doen geloven dat er bevriende troepen in de schans lagen. Graaf Philips reed op zijn paard in de richting van de schans maar twijfelde en bleef stilstaan. Toen sprongen de bezetters van de schans snel op hun paarden en galoppeerden in de richting van Philips. Die ging er vandoor, maar verloor wel zijn hoed tijdens de vlucht. (beschreven door Everhard van Reyd in 1644).

schans Frieschepalen 1718
Deze schans is in verval geraakt, hij bestond zoals hierboven aangeven in 1724 nog wel, maar is later geslecht. Het enige dat er nog aan herinnert is de naamgeving van de Schansweg.
Voor de liefhebbers, de volledige tekst van de akte uit Dantumadeel:
Op huijden den xix en maij 1593 die volmachten van Dantumadeel volgende des grietmans voorschrijvinge binnen Rinsumageest vergadert zijnde om vijftien wagens met peerden ende wagens met vuerluijden versien nae vermogen S.G.[Staten Generaal?] ende den Heren missive vandaege te Trimunte int Cloester te bestellen ende ten eijnde sulcx effectuert mach worden soe hebben wij ondergeschreven volmachten verordert ende volcomen macht gegeven Jan Cornelis Tadema grietman van Dantumadeel om den zelve wagens, peerden ende vuerluijden tot sulcken prijse dagelicxen als hij sal cunnen becomen te huijren, gelovende ’t gene bij hem beloeft sal worden te approberen ende over den floreen renthe van Dantumadeel te draegen, te betalen ende eraff den Grietman in alles te vrijen. Des noots dat die Grietman oock één, twie, ofte meer sal mogen substitueren met gelijcke macht om den wagens te huijren. Alsmede wij volmachten bij puisie opten floreen renthe van Dantumadeel hebben accordeert ende omgeslagen sulcx doende bij deesen, een stuiver, om denselve tot betalinge van den voorschreven wagentochte dathelijcken bij den voorschreven grietman utgeschreven, opgenomen ende als anders landis penningen (sonder dat vannoden sal wesen erop approbatie te versuecken) gevordert sal mogen worden mits (des versocht) eraeff rekeningen ende bewijs doende.
Oirconde ons volmachten handen ofte marcken beneffens ons secretaris hant te onser bede hier onder gestelt ten tijden ende plaetze voorschreven.
Onderstont: Tzijalling Jeepes, Mecke Geuwezn, Sijbe Jans merck (zandloper), ’t marck van Focke Fockes (+), Claes Jans marck (H), Tijaert Feddricks Fimaije, Jelle Saeckes, ’t marck van Pijbo Syuerdt (kruis met haken met klok mee aan het bovenste en onderste uiteinde), Wigger Franszn, ende Atte Bruchts met enige streecken.
bron: resolutieboek Dantumadeel f. 65
Recente reacties