Natuurfotografie, Streekgeschiedenis, Genealogie

Archief voor 24 juli 2011

Egbertus van Cammen (slot)

Dit is de afsluiting van een serie over Egbertus van Cammen, predikant laatst in Gerkesklooster, als oprichter van het gesticht Hoogstraten, als grootvader van Hindrik Hindriks en Sara Hindriks in Zuurdijk en zijn afstamming.

Deze keer nog een aantal bijzonderheden, zonder uitputtend te zijn.

In 1757 kocht Egbertus samen met Sijmen Hendriks, koopman in Gerkesklooster en diens vrouw Grietje Jans de Friersemaheert in Lutjegast van Grietje Wassenaar, de echtgenote van Coenraad de Haas voor 2500 caroligulden. In 1769 voerde Egbert samen het Sijmen Hendriks en diens vrouw betreffende die boerderij een proces tegen de grietmannen van Westerdeel Langewold en tegen de heer W.T. van Middaghten en diens echtgenote over de benoeming van een grietman voor de halve grietenij en van een buurrechter voor het halve dorp Lutjegast. Door het proces zijn allerlei oude koopaktes en dergelijke in een Overijssels archief (Oldhagensdorp) terecht gekomen wat een schat aan informatie oplevert betreffende die boerderij welke in een akte ook nog Fritemaheert werd genoemd.

In 1745 werd in de “Boekzaal der geleerde waereld” aangekondigd dat dominee Egbertus van Camen het beroep naar Gerkesklooster had aangenomen. Die “Boekzaal ………..” was een maandelijks tijdschrift met allerlei religieuze en wereldlijke bijdragen, boekaankondigingen en kerk- en schoolnieuws.

Boekzaal der geleerde waereld februari 1745

Een paar maand later werd opnieuw in de “Boekzaal …….” beschreven dat Egbertus was bevestigd als predikant in Gerkesklooster.

Boekzaal der geleerde waereld juni 1745

Het testament van Egbertus bevat een aantal bijzondere bepalingen.
Behalve de onderhoudsclausule voor het gesticht Hoogstraten staat daarin ook aangegeven hoe alles precies verder geregeld moest worden. Twee-derde van de opbrengst van het gelegateerde aan het gesticht moest jaarlijks worden gebruikt voor het onderhoud van dat gesticht. Als daarbij geld overbleef dan moest dat saldo in vier gelijke delen worden verdeeld en elk van de vier (hoofd)bewoners van een kamer in het gesticht kreeg een vierde deel van dat saldo uitgereikt. Een derde van de opbrengst van het gelegateerde moest worden gebruikt voor kapitaalsvermeerdering. Mochten door omstandigheden de onderhoudskosten hoger zijn dan het twee-derde deel dan mocht in dat jaar ook het een-derde deel dat bestemd was voor kapitaalsvermeerdering worden gebruikt voor onderhoud.

Als de dienstmeid van Egbertus bij hem bleef wonen zolang hij leefde kreeg die huishoudster, Menke Wiebes, eenmalig vijftig caroliguldens uitgekeerd boven op haar salaris na het overlijden van Egbertus. Uit de lidmatenboeken van Gerkesklooster blijkt dat Menke op 4 september 1772 vertrok naar Leeuwarden, ze zal daar Egberts nieuwe woning op orde hebben gemaakt. Op 19 september 1777 kwam ze, na het overlijden van Egbertus, weer terug in Gerkesklooster. Bovendien mocht Menke na het overlijden van Egbertus een kamer betrekken in het gesticht. Ze mocht zelf kiezen welke kamer ze wilde. De bewoner van die kamer moest dan ontruimen en vertrekken. Als Menke niet in het gesticht wilde wonen dan mocht ze iemand anders in haar plaats aanwijzen.

Ook mocht Grietje Pieters, de vrouw van de timmerman Hendrik Okkers, elke keer als zij weduwe zou worden en zolang zij weduwe was meedelen in het overschot van het onderhoudssaldo van het gesticht. Dat overschot moest dan zolang in vijf delen worden verdeeld. Grietje Pieters kwam in 1757 uit Huizinge naar Gerkesklooster als dienstmeid van dominee Egbertus van Cammen. Ik vraag me overigens af of er hier niet een verschrijving in het testament is gemaakt. Grietje Pieters was getrouwd met Rindert Okkers. In 1772 werden ze nog vermeld als echtpaar. Maar wie weet, misschien was ze in 1776 al weduwe geweest en hertrouwd met Hendrik Okkers. Daarvan is overigens niets terug te vinden.

Egbertus “zorgde” dus ook na zijn dood nog voor zijn personeel.

Ook opvallend was dat Egbertus in zijn testament liet vastleggen dat hij niet wilde dat na zijn dood een levensbeschrijving in het maandblad “Boekzaal ….” werd gepubliceerd. Toen hij was overleden verscheen er overigens wel een artikel in dat blad, de inhoud was echter beknopt.

Boekzaal der geleerde waereld maart 1777

Tenslotte verbood Egbertus uitdrukkelijk dat er een officiële inventaris van zijn sterfhuis zou worden opgemaakt. Hij excuseerde zich in zijn testament daarvoor al bij voorbaat bij de gerechtsdienaars. Zijn boeken moesten worden verkocht.

Jammer, geen levensbeschrijving, geen inventaris. Dat maakt het wel heel moeilijk om veel van hem terug te vinden. Waarom die bescheidenheid? Of was er een andere reden? Je wordt nieuwsgierig, maar dit zal wel voor altijd onopgehelderd blijven. Een man met een toch niet geringe nalatenschap die verder een beetje in het mistige verleden oplost.

Update 02-11-2020: Egbertus kon dan wel bepalen dat er geen inventaris van zijn goederen mocht worden opgemaakt, maar daar heeft men zich niet aan gehouden. Er werd wel degelijk een inventaris gemaakt, dat uitgebreid inzicht verschaft in de goederen van Egbertus. Het gaat te ver om dat op deze pagina nog verder uit te werken, misschien volgt dat nog eens.

Egbertus werd begraven in de kerk van Gerkesklooster tussen zijn beide echtgenotes. Ook daarvan is niets bewaard gebleven of het zou moeten zijn dat ergens onder de vloer nog oude grafstenen in die kerk liggen die ooit weer eens opduiken.

Kerk Gerkesklooster in 1723 door Jacobus Stellingwerf

Advertentie